Kerstverhaal
5. De geboorte van de Heiland
340 |
Toen richtte de rijksheer vanuit Romeburg, Octavianus, aan alle volkeren een ban en boodschap, breed verspreid, door de keizer verkondigd aan de koningen in zijn rijk: inheemse vorsten, hertogen die overal in wijde gewesten het bewind voerden. |
345 | Wie elders verbleef, moest zijn erfgoed zoeken, in zijn gebied verschijnen voor de boden van zijn heer. Ieder ging naar de streek waar zijn stam ooit was, naar de burcht van zijn geboorte. Het gebod vond gehoor in de wijde wereld. Het wemelde van de mensen |
350 |
in alle burchten. Boden reden overal: zij waren gekomen van keizerswege, geletterde mannen. Een lijst stelden ze op, ieders naam werd nauwgezet ingeschreven naar land en volk. Ontlopen kon niemand |
355 |
de opgelegde schatting. Verschuldigd was ieder de hoofdelijke heffing. Met zijn huis vertrok ook de goede Jozef, zoals God almachtig, de heerser het wilde. Ze zochten hun heerlijke stad, de burcht van Bethlehem, hun beider oorsprong, |
360 |
heem van de held en de heilige maagd, de goede Maria. De vermaarde had daar getroond, in de dagen van weleer. De edele koning, de uitzonderlijke David, had er het gezag uitgeoefend, de heerschappij over de Hebreeën gevoerd, |
365 |
er zijn hoogzetel gehad. Ze behoorden tot zijn stam, waren kinderen uit zijn huis, een koningsgeslacht, beiden van geboorte. Hoor nu de blijde mare: door het schitterende lot en de beschikking van God kreeg Maria haar kind onderweg: |
370 |
geboren in Bethlehem werd de beste der zonen, de krachtigste der koningen. Hij kwam met macht, de vermaarde zag het licht op wie sinds mensenheugenis voortekenen hadden geduid en vele beelden in de wereld hadden gewezen. Bewaarheid werd nu alles |
375 |
waarvan ooit was gesproken, voorspeld door wijzen. In ootmoed kwam hij naar dit aardrijk hier, wilde ons opzoeken op eigen kracht, de mensen tot hulp. Zijn moeder nam hem in haar handen, wikkelde hem in een gewaad, omwond hem daarna |
380 |
met schitterende sieraden – de schoonste der vrouwen – en legde liefdevol het luttele jongetje, het kind in een kribbe. Toch had hij de kracht van God, de heer der mensen. Zijn moeder zat bij hem, waakte zelf en hield de wacht over hem, |
385 |
het heilige kind. Haar hart kende geen twijfel, haar gemoed weifelde niet. De mare ging rond in de wijde wereld. Wachters hoorden het, knechten die over hun paarden, hun kudde buiten de wacht hielden, die waakten over de rossen, |
390 |
het vee op het veld: zij ervoeren hoe de duisternis in de lucht in tweeën spleet. Het licht Gods brak wonderschoon door de wolken heen en omving de wachters, in het veld bijeen. Het werd hun bang te moede. Een machtige engel |
395 |
zagen ze komen, gezonden door God. Hij sprak tot de wachters: ‘Wanhoop niet, het licht brengt geen leed. Lieflijk zijn de woorden die ik werkelijk wil zeggen: een welkome boodschap verkondig ik jullie met kracht: nu is Christus geboren, |
400 |
in deze zelfde nacht, het zalig kind Gods, de dierbare heer in Davids burcht. In hem verheugt zich heel de mensheid, hij brengt de volkeren vreugde. Vinden kun je hem in Bethlehemburg, de beste der kinderen. |
405 |
Laat jullie tot teken zijn wat ik je vertellen zal met ware woorden: in windsels ligt daar het kind in een kribbe; koning is hij evenwel over aarde en hemel en over alle mensen, heerser der wereld.’ Hij had dit woord nog niet gezegd, |
410 |
of die ene engel werd door andere omringd: een heilig heerleger, van de hemelweide gekomen, een glanzend Godsvolk. Groot was hun lof, heerlijk hieven zij voor de heer der mensen een heilige zang aan, naar de hemelweide |
415 |
weerkerend door de wolken. De wachters hoorden, hoe de menigte engelen de almachtige God op waardige wijze met woorden loofde: ‘Verheerlijkt zij’, zongen ze, ‘de heer zelf, hoog verheven in het hemelse rijk, |
420 |
en vrede op aarde voor alle mensen die van goede wil zijn en God erkennen, rein van hart.’ De herders begrepen dat een machtige mare hen gemaand had te gaan. Naar Bethlehem bracht hen het blijde nieuws, |
425 |
diezelfde nacht nog. Niets was hun liever dan Christus te zien, hem zelf te aanschouwen. |